Advocaat Liesbeth Zegveld over herstelbetalingen voor de slavernij

Nabestaanden van de Decembermoorden maakten onlangs bekend een procedure op te starten bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten. Ze worden daarbij financieel gesteund door de Nuhanovic-stichting, die door advocate Liesbeth Zegveld werd opgericht om juridische bijstand te verlenen aan slachtoffers van oorlogsmisdaden.
Vorig jaar interviewde ik Zegveld voor de Ware Tijd over de mogelijkheid om westerse landen te vervolgen voor de slavernij:

De Nederlandse advocate Liesbeth Zegveld is iets gelukt wat weinigen klaarspeelden: een staat dwingen excuses aan te bieden voor misstanden begaan tijdens een koloniaal bewind. Zegveld voerde namens nabestaanden van een bloedbad aangericht door Nederlandse troepen in het Indonesische dorp Rawagede in 1947 een proces tegen de Nederlandse staat.
En ze won. Niet alleen kreeg ze gedaan dat de weduwen een schadevergoeding kregen voor hun leed, maar ook dat de Nederlandse regering officieel excuses aanbood voor de executies in Rawagede en elders in het toenmalige Zuid-Celebes. Een unieke zaak.
“Ik ken geen vergelijkbare zaken”, zegt Zegveld tegen de Ware Tijd over de telefoon vanuit Amsterdam. In juni kregen bejaarde Kenianen schadevergoeding van Groot-Brittannië, omdat ze zijn gemarteld tijdens de zogenoemde Mau-Mau-opstand in Kenia in de jaren vijftig, toen het land nog een Britse kolonie was. Maar hoewel de Britse minister van buitenlandse zaken toen zei het gebeurde “diep te betreuren”, bood hij geen excuses aan.
De Ware Tijd vroeg Zegveld naar haar visie op de pogingen van lidstaten van de Caricom om schadevergoeding, zogenaamde herstelbetalingen, te eisen van westerse landen voor leed aangedaan tijdens de slavernij. Een gang naar de rechter werd door de Herstelbetalingencommissie van de Caricom, uitdrukkelijk opengehouden om landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland te dwingen om met geld over de brug te komen.

Zijn de mensenrechtenschendingen in Rawagede en de slavernij vergelijkbaar?
“De schendingen zelf laten zich moeilijk vergelijken, maar slavernij en executies zijn allebei ernstig. Gezien de duur en de wereldwijde omvang is de impact en het aantal slachtoffers van de slavernij veel groter. Voor de slavernij zou een vergelijkbare of nog verregaander vorm van genoegdoening moeten worden geboden.”

De Nederlandse zaakgelastigde Ernst Noorman zei in deze krant dat ‘Rawagede’ en de slavernij niet te vergelijken zijn, en dat daarom de Nederlandse staat geen excuses aanbiedt voor de slavernij. Wat is uw mening?
“Die excuses zijn wel nodig, en dat zou ook goed zijn voor de nabestaanden.”

Biedt de uitspraak van de Nederlandse rechter een aanknopingspunt voor een rechtszaak over herstelbetalingen?
“Het is lastig om zo’n rechtszaak te voeren vanuit individuele slachtoffers. Niemand die direct met slavernij te maken heeft gehad, is nog in leven, dat maakt de lijnen dun. Ik ben weleens benaderd door individuele personen in Nederland om een claim in te dienen in verband met de slavernij, maar daar is het nooit van gekomen.”

Zegveld legt uit dat de misdaden in Rawagede eigenlijk al waren verjaard, maar dat die verjaringstermijn door de rechter opzij is geschoven, omdat de nabestaanden nog in leven waren. Voor dat proces gold het Nederlandse recht.
“De rechter zei: ook onder normen en opvattingen van 1947 was het doden van die mensen in Rawagede onrechtmatig. Maar slavernij als zodanig was in die tijd toegestaan. Je kunt handelen van toen niet met wetten van nu beoordelen, dan worden regels met terugwerkende kracht toegepast, en dat doen we niet in het recht. Bovendien was de soevereiniteit van staten toen heel groot.”

Maakt een rechtszaak van de Caricom tegen Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland wel kans?
“Bij een rechtszaak tussen staten kun je als land zeggen: ik ben slachtoffer. Het nationale civiele recht hoeft dan niet te gelden. Misschien kun je naar het Internationaal Gerechtshof gaan. Maar ook in dat geval moet de zaak naar het recht van die tijd berecht worden. Dan moet je kijken waar het internationaal recht toen precies uit bestond, en dat zal minder positief zijn.”

En de Caribische landen waren tijdens de slavernij nog niet onafhankelijk.
“Dat maakt het inderdaad lastiger. Je zou kunnen aanvoeren dat Suriname een de facto zelfstandige entiteit was. Maar ik wil de deur niet dichtgooien, want je weet nooit zeker of het ergens naar toe leidt. Zelfs bij Indonesië dacht ik: dit wordt niets. Belangrijk was dat er een stichting achter stond die het niet uitmaakte of we het proces wonnen of niet.”

Zou u zo’n proces willen voeren?
“Je moet een duidelijke groep cliënten hebben die hun tanden in zo’n zaak zetten en veel onderzoek doen. Als nationale staten dat op zich nemen, zou ik het interessant vinden. Die kunnen ook de financiering van zo’n zaak rond krijgen.”