Unasur: ‘Solidariteit is niet genoeg’

De nieuwe Colombiaanse president Ivan Duque heeft aangekondigd dat zijn land zich zal terugtrekken uit Unasur. Het zou de doodsklap kunnen zijn voor de organisatie die moest uitgroeien tot de EU van Zuid-Amerika. Ten tijde van het Surinaamse voorzitterschap van Unasur in 2013 had ik onderstaand interview met de Amerikaanse expert Christopher Sabatini over de structurele problemen van Unasur. Dit artikel verscheen op 30 augustus 2013 in de Ware Tijd.

Regeringsleiders en ministers van Buitenlandse van de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (Unasur) komen vandaag in Paramaribo bijeen om te markeren dat Suriname het voorzitterschap van deze organisatie overneemt. Dat voorzitterschap komt op een moeilijk moment. Unasur, dat in 2010 werd opgericht, bestond tot nu toe vooral uit een serie bijeenkomsten van staatshoofden. Het gebrek aan echte instituties wordt steeds pijnlijker duidelijk.

“Unasur heeft geen echte bestuursmacht”, zegt wetenschapper Christopher Sabatini over de telefoon vanuit New York. “Daardoor heeft Unasur moeite de hoogmoedige retoriek in beleid om te zetten.” Sabatini staat aan het hoofd van de Americas Society, een stichting voor onderzoek naar de relatie tussen Noord en Zuid-Amerika in New York, en is universitair docent aan de Columbia Universiteit in die stad. Volgens hem is het opzetten van een administratieve structuur op dit moment de grootste uitdaging voor Unasur.

De ambities van de club zijn namelijk groot. Tijdens zijn voorbereidend bezoek aan Suriname noemde de secretaris-generaal van de organisatie, Ali Rodriguez Araque, een hele waslijst aan beleidsterreinen waar de statenclub actief zou kunnen zijn.

Maar het zou nog wel eens moeilijk kunnen blijken om de verschillende staten daarvoor op één lijn te krijgen. Van de Chileense president Sebastián Piñera, oud-zakenman en miljardair, tot wijlen president Hugo Chávez van Venezuela, bestaan er wijd uiteenlopende economische visies binnen Unasur.

Logica

De landenclub streeft naar meer integratie van Zuid-Amerika en is geïnspireerd door de Europese Unie. Maar volgens Sabatini is er een wezenlijk verschil tussen de twee unies. De EU begon in de jaren vijftig als een organisatie om de productie van kolen en staal te reguleren. “Vanuit dat duidelijke eigenbelang ontstond een natuurlijk proces van verdere integratie”, legt Sabatini uit. Nieuwe lidstaten moeten aan strenge regels en voorwaarden voldoen. “Die belangen èn standaarden ontbreken bij Unasur, en daardoor zit er geen logica in het proces”.

De lidlanden hebben tot nu toe weinig gedeelde economische belangen, signaleert Sabatini. In feite bestaan er nu twee grote handelsblokken naast elkaar: de Pacifische Alliantie, waar Mexico, Colombia, Peru, en Chili lid van zijn, aan de ene kant, en Mercosur, van Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay en Venezuela aan de andere kant. Sabatini: “Economisch gezien is dat veel logischer”.

Neoliberalisme

Bij gebrek aan een economische rol is Unasur tot nu toe vooral een goed platform geweest om Europa, de Verenigde Staten of het neoliberalisme aan te klagen, schetst de wetenschapper. Brazilië is groot voorstander van Unasur, omdat het zijn rol als regionale grootmacht beter laat uitkomen.

De statenclub reageert daarbij vooral ad hoc, op gebeurtenissen van buitenaf. Een goed voorbeeld was de top in Cochabamba die werd belegd nadat het toestel van de Boliviaanse president Evo Morales de toegang tot het luchtruim van enkele Europese landen werd ontzegd.

Sabatini: “Het lijkt erop alsof ‘solidariteit’ de enige standaard is die Unasur heeft. En dat helpt niet om kritisch te kijken naar jezelf.” Dat blijkt volgens hem ook bij de toewijding van Unasur aan de democratie. “Tot nu toe was die teleurstellend”, meent Sabatini. “De poging om verkiezingen in Venezuela te monitoren was halfslachtig en partijdig.” De bereidheid om zich uit te spreken over de toestand van de mensenrechten in Colombia of Venezuela noemt hij “miniem”.

Om de regionale integratie te laten welslagen, zou Unasur moeten werken aan gemeenschappelijke normen en standaarden. Secretaris-generaal Araque noemde de omgang met natuurlijke hulpbronnen één van de beleidsterreinen waarop de organisatie bij uitstek actief zou kunnen zijn, en Sabatini sluit zich daarbij aan.

Wegvloeien

Landen als VS, China en Canada verdringen zich voor de natuurlijke hulpbronnen. “Unasur is bij uitstek geschikt om regels op te stellen waaraan deze buitenlandse investeerders moeten voldoen”, zegt Sabatini. “Zo kan ook voorkomen worden dat landen elkaar gaan beconcurreren om investeerders aan te trekken, terwijl de winsten wegvloeien naar buiten het continent.”

Ook denkt hij dat militair-strategische samenwerking voor de hand ligt, net als grensbewaking en de bestrijding van drugshandel.

Voor de twee minuscule, niet-Latijnse lidstaten Suriname en Guyana is Unasur een aantrekkelijk podium om hun belangen na te streven, denkt Sabatini. “Hun stemmen gaan binnen de Organisatie van Amerikaanse Staten te vaak verloren. Het pluspunt van Unasur is de relatieve gelijkheid tussen de leden.”

Uitslag verkiezingen Suriname 2015

Staafdiagrammen heb ik deze verkiezingen node gemist, dus ik ben zelf maar even aan de gang gegaan. Ik heb de resultaten van de partijen afzonderlijk in het diagram opgenomen. Zo valt op dat de VHP als enige partij in NieuwFront/V7 een zetel heeft gewonnen.

Verkiezingen Suriname 2015 uitslag per partij

Verkiezingen Suriname 2015 uitslag per partij

‘Constitutioneel Hof moet Amnestiewet legitimeren’ – oppositie probeert tijd te rekken

Het Surinaamse parlement kon gisteren niet beginnen aan de behandeling van een wet, die een Constitutioneel Hof in het leven moet roepen.

“Mijn excuses aan de samenleving”, verzuchtte Jennifer Simons, voorzitter van de Nationale Assemblee (DNA), toen ze donderdagmiddag de hamer liet vallen in een halflege vergaderzaal. Het Surinaamse parlement had moeten beginnen met de behandeling van een wet voor de instelling van een Constitutioneel Hof, belangrijk voor de voortgang van het Decembermoordenproces.

Niet intekenen op presentielijst

Maar oppositie maakte van een beproefd politiek wapen gebruik: niet intekenen op presentielijst, waardoor de vergadering wegens te weinig aanwezige leden niet kon doorgaan.

Daarmee is het zoveelste hoofdstuk in de lange saga van het Decembermoordenproces ingezet. Dat proces ligt praktisch stil sinds de aanname van een Amnestiewet door de DNA vorig jaar.

Hof op papier

Onder de worden de verdachten van de moord op 15 tegenstanders van het toenmalige militaire bewind in 1982, onder wie huidig president Desi Bouterse, gevrijwaard van strafvervolging.

De Krijgsraad, waar de verdachten sinds 2007 terecht stonden, schortte daarop de behandeling van de zaken op. Het Constitutioneel Hof moest besluiten of de Amnestiewet, waarmee de wetgever immers ingreep in een lopend proces, rechtsgeldig was of niet. Alleen: dat Hof bestaat alleen op papier, in de Surinaamse grondwet. Het huidige wetsvoorstel moest het Hof handen en voeten geven.

‘Regering wil politiek Hof’

“Ik heb het gevoel dat men die nietige Amnestiewet door het Constitutioneel Hof wil laten legitimeren”, zegt Radjkoemar Randjietsing, fractievoorzitter van het oppositionele Nieuw Front. Volgens hem is het Hof niet nodig, en hij vindt het onzin dat de Krijgsraad wil wachten op “een Hof dat niet bestaat”. Randjietsing ziet de ontwerpwet als een beperking van de grondwettelijke bevoegdheden van rechters. “De regering wil een politiek Hof”

Maar Amzad Abdoel, parlementslid namens de Nationaal-Democratische Partij van president Bouterse, wil daar niets van weten. “Het gaat niet om de Amnestiewet”, zegt hij. “We geven invulling aan iets wat in de grondwet staat”.

Geen rechters

Volgens het voorstel (pdf) worden de leden van het Hof benoemd door de president, op voordracht van het parlement. DNA-leden, politieke partijen en mensenrechtenorganisaties mogen wetten ter toetsing aan de grondwet aan het Hof voorleggen. Opvallend is dat kandidaten voor het hof wel jurist moeten zijn, maar niet tot de rechterlijke macht mogen behoren.

“Stel dat een rechter in een lopende zaak een wetsbepaling voorlegt aan het Constitutioneel Hof, en dan zit hij daar wéér als lid van dat Hof, dat is belangenverstrengeling”, reageert Abdoel.

De nabestaanden van de slachtoffers hebben eerder gezegd dat president Bouterse met het wetsontwerp “rechter in eigen proces wordt.” Ze willen via een procedure bij de mensenrechtencommissie van de Organisatie voor Amerikaanse Staten Suriname dwingen om de Amnestiewet in te trekken. Het lijkt erop dat de oppositie ondertussen zo veel mogelijk tijd probeert te rekken.

Advocaat Liesbeth Zegveld over herstelbetalingen voor de slavernij

Nabestaanden van de Decembermoorden maakten onlangs bekend een procedure op te starten bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten. Ze worden daarbij financieel gesteund door de Nuhanovic-stichting, die door advocate Liesbeth Zegveld werd opgericht om juridische bijstand te verlenen aan slachtoffers van oorlogsmisdaden.
Vorig jaar interviewde ik Zegveld voor de Ware Tijd over de mogelijkheid om westerse landen te vervolgen voor de slavernij:

De Nederlandse advocate Liesbeth Zegveld is iets gelukt wat weinigen klaarspeelden: een staat dwingen excuses aan te bieden voor misstanden begaan tijdens een koloniaal bewind. Zegveld voerde namens nabestaanden van een bloedbad aangericht door Nederlandse troepen in het Indonesische dorp Rawagede in 1947 een proces tegen de Nederlandse staat.
En ze won. Niet alleen kreeg ze gedaan dat de weduwen een schadevergoeding kregen voor hun leed, maar ook dat de Nederlandse regering officieel excuses aanbood voor de executies in Rawagede en elders in het toenmalige Zuid-Celebes. Een unieke zaak.
“Ik ken geen vergelijkbare zaken”, zegt Zegveld tegen de Ware Tijd over de telefoon vanuit Amsterdam. In juni kregen bejaarde Kenianen schadevergoeding van Groot-Brittannië, omdat ze zijn gemarteld tijdens de zogenoemde Mau-Mau-opstand in Kenia in de jaren vijftig, toen het land nog een Britse kolonie was. Maar hoewel de Britse minister van buitenlandse zaken toen zei het gebeurde “diep te betreuren”, bood hij geen excuses aan.
De Ware Tijd vroeg Zegveld naar haar visie op de pogingen van lidstaten van de Caricom om schadevergoeding, zogenaamde herstelbetalingen, te eisen van westerse landen voor leed aangedaan tijdens de slavernij. Een gang naar de rechter werd door de Herstelbetalingencommissie van de Caricom, uitdrukkelijk opengehouden om landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland te dwingen om met geld over de brug te komen.

Zijn de mensenrechtenschendingen in Rawagede en de slavernij vergelijkbaar?
“De schendingen zelf laten zich moeilijk vergelijken, maar slavernij en executies zijn allebei ernstig. Gezien de duur en de wereldwijde omvang is de impact en het aantal slachtoffers van de slavernij veel groter. Voor de slavernij zou een vergelijkbare of nog verregaander vorm van genoegdoening moeten worden geboden.”

De Nederlandse zaakgelastigde Ernst Noorman zei in deze krant dat ‘Rawagede’ en de slavernij niet te vergelijken zijn, en dat daarom de Nederlandse staat geen excuses aanbiedt voor de slavernij. Wat is uw mening?
“Die excuses zijn wel nodig, en dat zou ook goed zijn voor de nabestaanden.”

Biedt de uitspraak van de Nederlandse rechter een aanknopingspunt voor een rechtszaak over herstelbetalingen?
“Het is lastig om zo’n rechtszaak te voeren vanuit individuele slachtoffers. Niemand die direct met slavernij te maken heeft gehad, is nog in leven, dat maakt de lijnen dun. Ik ben weleens benaderd door individuele personen in Nederland om een claim in te dienen in verband met de slavernij, maar daar is het nooit van gekomen.”

Zegveld legt uit dat de misdaden in Rawagede eigenlijk al waren verjaard, maar dat die verjaringstermijn door de rechter opzij is geschoven, omdat de nabestaanden nog in leven waren. Voor dat proces gold het Nederlandse recht.
“De rechter zei: ook onder normen en opvattingen van 1947 was het doden van die mensen in Rawagede onrechtmatig. Maar slavernij als zodanig was in die tijd toegestaan. Je kunt handelen van toen niet met wetten van nu beoordelen, dan worden regels met terugwerkende kracht toegepast, en dat doen we niet in het recht. Bovendien was de soevereiniteit van staten toen heel groot.”

Maakt een rechtszaak van de Caricom tegen Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland wel kans?
“Bij een rechtszaak tussen staten kun je als land zeggen: ik ben slachtoffer. Het nationale civiele recht hoeft dan niet te gelden. Misschien kun je naar het Internationaal Gerechtshof gaan. Maar ook in dat geval moet de zaak naar het recht van die tijd berecht worden. Dan moet je kijken waar het internationaal recht toen precies uit bestond, en dat zal minder positief zijn.”

En de Caribische landen waren tijdens de slavernij nog niet onafhankelijk.
“Dat maakt het inderdaad lastiger. Je zou kunnen aanvoeren dat Suriname een de facto zelfstandige entiteit was. Maar ik wil de deur niet dichtgooien, want je weet nooit zeker of het ergens naar toe leidt. Zelfs bij Indonesië dacht ik: dit wordt niets. Belangrijk was dat er een stichting achter stond die het niet uitmaakte of we het proces wonnen of niet.”

Zou u zo’n proces willen voeren?
“Je moet een duidelijke groep cliënten hebben die hun tanden in zo’n zaak zetten en veel onderzoek doen. Als nationale staten dat op zich nemen, zou ik het interessant vinden. Die kunnen ook de financiering van zo’n zaak rond krijgen.”

‘Holland isn’t paradise’ – labour migration in popular music

These past two years I’ve essentially been a labour migrant, which led me to wonder how the labour migration experience finds its way in modern music.

Longing for a loved one, a lost childhood, or a distant home is a fairly common theme in music. But the relationship between the emigrant, the loved one staying behind and the specific country of destination seems to be a very interesting subgenre. The basic message: why did you leave, and what is so good about the other place?

I guess a classic example of this general message is the Algerian song Ya Rayah (The Emigrant).
This seems to be about a former emigrant who returned, who looks on while others make the same mistake.

Oh emigrant where are you going? How much time are you losing? Why is your heart so sad and why you do stay over there in misery?

Here is the version by Dahmane el Harachi – I like the trains in this clip.

Eastern Europe especially has seen massive labour migration in recent years, with the working population of entire villages leaving for Western Europe temporarily, leaving children to grow up with their grandparents.

Romania is no exception, as is evident from this striking clip. “Oh, what a hard life, how the world has changed”, Irina Loghin sings, “Many children are leaving home”.

It’s so hard when your children are working abroad, in a strange land.

The ones who are migrating obviously have little time to reflect on the experience. One example to the contrary is the delightful “What can you do? It’s America!”, a Yiddish song from the 1920ies sung by Aaron Lebedeff.

To come to America, I took great trouble.
I thought I’d become a rabbi and grow myself a beard.
I had two beautiful side curls, like every religious Jew.
But in the end I had no beard and my curls were also gone.
(…)
Here in America everything’s upside down.
The men shave their hair and their wives grow beards

This song nicely reflects the occasional exasperation the emigrant feels about his new home.

Now this song is about a specific country, the United States, and this is where it gets interesting. Especially on the Balkans, there seems to be subgenre of songs in which the one that stays behind curses the destination of the labour migrant.

Here is an early exemple of the general idea: Anathema Se Ksenitia (Damn You, Foreign Lands, or for Dutch readers, Klotebuitenland) from the Epiros region in northern Greece.

I’m copypasting the translation from the Youtube-file:

My migrant birds, scattered across the world,
Your beautiful youth has gotten old in foreign lands.
Damn you, foreign land, you and all your villages;
Without wife and children, without parents by one’s side.
Day and night young maidens are waiting at your villages,
Who’ve yearned for years to set their eyes upon your manly selves.
Let there be weddings at the villages, let festivals get started,
Let joyful bells ring out in monasteries afar.

Many songs with the same title seem to have been recorded in Greece,  like this one by Stelios Kazantzides and this one by Manolis Angelopoulos.

This sentiment seems to be echoed perfectly, now applied to a specific country, in ‘Prokleta je Amerika’ (Be Damned, America) by the Macedonian Roma Muharem Serbezovski. There is nothing political about this song from the 1980ies: apparently a son is singing about his father who left to work in the US.

“Be damned America, and the gold that glitters over there. Your image fades away and I am without a father. A friend came by and asked for you, broke out in tears.”

Much the same idea: ‘Nuk me duhet Gjermania’ (I Don’t Need Germany) by Leonora Jakupi, a song from Kosovo in Albanian, probably around 1997.

“What use is beauty and youth when you’re not with me? You went to Germany, the road straight to wealth. But I don’t need Germany, I don’t need wealth, I need love, I need you”

Somewhat less damning: ‘Stis fabrikis tis Germanias’ (In German Factories), in which Kazantzidis laments the fact that “our dearest children” are working all over the world, while their mothers are left weeping at home.

Kazantzidis also has a song about a labour migrant bemoaning his fate in a train en route to Germany.

Germany once more, this time in Romanian manele: ‘In Germania sunt plecat’(I Left For Germany) by Marius Babanu. “I left for Germany, but it’s so hard for me, as I left you behind.”

I was delighted to discover Suriname has similar songs. When the country gained independence from the Netherlands in 1975, a huge proportion of the population left for the Netherlands, a migration which was enhanced by military dictatorship and economic hardship in the 1980ies.

The song ‘Holland a no paradijs’ (The Netherlands Isn’t Paradise) by Reinforcement (I don’t know the year) urges Surinamese not to emigrate. The singer “barely managed two years” among the whites. “Get real, Holland isn’t paradise. Don’t leave Suriname to go live on the ice. The white man’s system will be your death.”

Apparently those who did leave felt the need to defend themselves. In ‘If corruptie no bon de’ Surinamese-Hindustani singer Mohammed Sharief explains that “if it weren’t for corruption, we wouldn’t have left.” Come and look for yourself, he sings: “In the Netherlands, whether we work or not, we get to eat.” Referring to Suriname’s ethnically diverse population: “Chinese and Indonesians, Indians and blacks, you all know Suriname is our country. But there is no work, and, well, you know why.”

Over land van Paramaribo naar Belém in Brazilië

Alleen met een grote boog over de buurlanden heen vliegen als je even het land uit wilt? Dat moet anders kunnen. Ewout Lamé trok de stoute schoenen aan en ondernam een expeditie: zonder eigen auto, over land, van Paramaribo naar Belém in Brazilië. Waarschuwing: dit verhaal loopt goed af.

Het oversteken van de grens tussen Frankrijk en Brazilië gaat niet veel anders in zijn werk dan de oversteek van de Waterkant in Paramaribo naar Meerzorg.

Dat merken we als op een bewolkte morgen in december uit het busje stappen dat ons van Cayenne, de hoofdstad van Frans-Guyana, naar het grensplaatsje Saint-Georges-de-l’Oyapock heeft gebracht. We vinden een plek in een overkapt bootje, dat ons in twintig minuten stroomopwaarts brengt naar het stadje aan de Braziliaanse kant: Oiapoque.

Business as usual, nóg wel. We varen namelijk onder een enorme hangbrug door, die Frans-Guyana met Brazilië zal verbinden. Hij is nog niet open, want aan de Braziliaanse kant moet nog een stukje asfalt worden aangelegd.

Als je van Paramaribo over land naar Brazilië gaat valt er vooraf weinig te plannen. In die wetenschap staan we aan de waterkant van Oiapoque, dat ademt als een grotere versie van Albina.

Er zijn bussen van Oiapoque naar de volgende stop Macapá. Maar wij besluiten een zitplaats te huren in een 4×4: langs de waterkant bieden chauffeurs hun diensten aan. De voertaal met buitenlanders is hier Frans, zo blijkt; de kennis van Engels is nog altijd niet wijdverspreid in Brazilië.

De chauffeur stopt even bij een werkplaats om een band te laten verwisselen. Bij het bord dat de stadsgrens aanduidt slaat hij nadrukkelijk een kruis: de expeditie kan beginnen. De asfaltweg is prima… maar houdt na honderd kilometer abrupt op, en dan zitten we op ‘good old’ lateriet door dicht bos.

Juist dan begeeft een band het – de nieuwe, uiteraard. Toch maar een ouder exemplaar uit de bak erop geschroefd – en we kunnen weer op weg. Na een uurtje of twee begint het asfalt weer even onaangekondigd als het was opgehouden. Kennelijk een begrotingsfoutje bij de Brazilianen.

Als de avond valt, verlaten we het bos en rijden we over schitterend, verlaten aandoend savannegebied, met hier en daar vee en een groepje bomen. Vlak voor Macapá verlaat het asfalt ons weer; na een modderrally in het donker rijden we na middernacht de stad binnen.

De voornaamste trekpleister van Macapa (400.000 inwoners) is een Portugees fort uit de achttiende eeuw, dat met zijn imposante wit gestuukte muren ligt te blaken in de zon. Opvallend is dat er verder geen historisch centrum is.

Op dit punt mondt de Amazonerivier uit in de Atlantische Oceaan. Aan de waterkant is een fraai park aangelegd waar, ook eettentjes te vinden. Op een pier kun je ’s avonds uitwaaien. Nog een geografische eigenaardigheid: Macapá ligt exact op de evenaar. Een enorm betonnen monument even buiten het centrum herinnert daaraan.

Er zijn geen wegverbindingen met de rest van Brazilië: rivierboten gaan door de Amazone naar het westen, richting Manaus, of naar het zuidoosten, naar Belém.

’s Morgens vroeg gaan we naar havenplaatsje Santana, vanwaar de boten vertrekken. Aan de kade lijken we beland in de negentiende eeuw: een mensenmassa verdringt zich rond een ranke boot van drie verdiepingen. De open dekken bieden de kleurige aanblik van honderden hangmatten. Er zijn maar een paar hutten aan boord. Wij zullen samen met het gros van de 260 passagiers de komende 24 uur in onze hangmat doorbrengen.

Aan boord veel gezinnen. Het feit dat we geen Portugees spreken weerhoudt huisvrouwen er niet van om een gesprek ‘tegen’ ons te voeren. Ondanks de vriendelijke sfeer is ons door Braziliaanse vrienden op het hart gedrukt goed op onze spullen te letten. Lockers ontbreken.

We laten het schitterende rivierlandschap aan ons voorbij glijden. De boot vermijdt de open zee en zoekt zijn weg door de vele zijarmen van de Amazone. Nu eens smal, dan weer zo breed als een meer.

We merken dat medepassagiers plastic zakken overboord zwiepen. Afval? Nee, presentjes voor de binnenlandbewoners. Zo schattig mogelijk zwaaiend komen hun kinderen aangeroeid om de pakketjes op te vissen. Een gebruik dat reisgenoot zich herinnert van de boot naar Moengo in zijn jeugd.

Na een nacht in de hangmat, met Brazilianen op één centimeter afstand, tegen het geluid van een bonkende motor, worden we dazig wakker. Rond het middaguur naderen we de kade van Belém. De aanblik van de stad vanaf het water is schitterend. Maar er wacht ons nog drie kwartier in de rij voor een politiecontrole, voor we de haven af mogen.

Belém voelt aan als een bruisende Europese stad. Dat alles een beetje vervallen is, maakt de stad alleen maar fotogenieker. In de smalle straatjes prijzen een soort MC’s voor de winkels via een geluidsinstallatie luidkeels hun waren aan.

Op de Ver O Peso-markt bij de rivier kun je heerlijk eten. Onder de moderne overkapping bevinden zich tientallen kleine keukentjes, waar je kunt aanschuiven voor bijvoorbeeld podosiri (açai). Iets verderop zijn oude havengebouwen omgebouwd tot chique restaurants.

Achter restaurant Palafita (Rua Siquiera Mendes 264, naast de kathedraal) bevindt zich een houten pier boven de rivier, waar we ’s avonds genieten van een caipirinha en een fantastisch optreden van sambazangers. De gasten zingen luidkeels mee met de bands.

We hebben besloten het ons gemakkelijk te maken voor de terugreis: op vertrouwde vleugels vliegen we vanuit Belém terug naar Suriname. Conclusie: over land naar Brazilië – comfortabel is het niet, maar wel een groot avontuur.

Praktische informatie

Busjes van Cayenne naar Saint Georges vertrekken vanaf de Avenue de la Liberté in het centrum. Vraag naar telefoonnummers van chauffeurs als u bij uw overnachtingsplek opgehaald wilt worden. Of laat uw chauffeur vanuit Saint Laurent bemiddelen: die spreekt waarschijnlijk ook Sranantongo.

Busreis naar Saint-Georges duurt ongeveer anderhalf uur en kost 40 euro. Vraag uw chauffeur langs te rijden bij de Gendarmerie voor een Frans uitreisstempel. Niet nodig voor EU-paspoorten.

Inreisstempel voor Brazilië halen bij de Federale Politie in Oiapoque, Avenida Barão do Rio Branco nummer 500 (10 minuten lopen vanaf de waterkant). Medisch paspoort met bewijs van gele koorts-inenting is verplicht.

Een plek in een 4×4 van Oiapoque naar Macapá kost 80 reais. Een biljet voor de boot van Macapá naar Belém kost 170 reais voor een hangmat (zelf meenemen); een hut is 270 reais (375 SRD). Iedere dag ’s ochtends een afvaart van verschillende rederijen uit het havenplaatsje Santana (45 minuten rijden vanaf Macapá). Taxichauffeurs vanuit Oiapoque bemiddelen in tickets, of u kunt uw hotel vragen een reservering te maken.

Paramaribo lijkt in 2030 op een Chinese provinciestad

Noch de overheid, noch de bevolking schijnt veel gevoel te hebben voor het houten centrum van Paramaribo.
Als daar geen verandering in komt, lijkt de stad over vijftien jaar op een Chinese provinciestad.

Te koloniaal.
Te duur in onderhoud.
Gooi die binnenstad toch tegen de vlakte, dan zijn we van het hele gedoe af.

Deze reactie was te horen op de kritiek van de Unesco, de cultuur- en onderwijsorganisatie van de Verenigde Naties, op de manier waarop Suriname omspringt met de historische binnenstad van Paramaribo. Die werd in 2001 tot Werelderfgoed verklaard, een plek met unieke, wereldwijde culturele betekenis. Maar als het beheer van de stad niet wordt verbeterd, is er van dat unieke snel niets meer over, zegt de Unesco. En dan kan Paramaribo de status van Werelderfgoed wel vergeten.

Waarom lukt het niet om de stad te behouden? En zit de gemiddelde Surinamer daar überhaupt wel op te wachten?

Dé grote vijand van de historische binnenstad lijkt de Surinaamse overheid. Neem het nieuwe monument voor gevallenen in de Binnenlandse Oorlog, dat onlangs werd aangekondigd. Kort daarop werd er een fundering voor het gedenkteken gestort aan de Waterkant. Stephen Fokké, directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed (SGES) en dé man die over historisch Paramaribo zou moeten gaan, hoorde ervan op het journaal.

Toen ging hij aan het bellen. Het districtscommissariaat had geen vergunning gegeven. Het ministerie van Openbare Werken wist van niets, het ministerie van Onderwijs evenmin. Fokké: “Het bleek dat een werkgroep van het kabinet van de president gewoon aan het werk was gegaan. In opdracht ‘van hogerhand'”.

Het is tekenend voor de manier waarop de Surinaamse overheid omgaat met dé stad van het land. Zonder plan, zonder overleg, en vooral: zonder liefde. Paramaribo is waarschijnlijk de enige hoofdstad ter wereld zonder stadsbestuur. Niet alleen is de stad opgedeeld in twee districtscommissariaten, ieder ministerie op nationaal niveau lijkt zich met Paramaribo te bemoeien.

Speelterrein

Is een districtscommissaris in Nickerie of Commewijne nog heer en meester in eigen gebied, Paramaribo is het speelterrein van een baaierd aan overheidsdiensten. “En tussen die ministeries is een competentiestrijd gaande”, zegt Johan Roozer, secretaris van de Commissie “Het is een grote wirwar”, vult Fokké aan.

Terwijl al die bevoegdheden juist zouden moeten liggen bij één sitemanager: de stichting Gebouwd Erfgoed Suriname. “Er zou niets mogen kunnen gebeuren zonder dat de sitemanager er vanaf weet”, zegt Roozer.

Veel van het huiswerk is al gedaan. Zo ligt er een beheersplan, dat nooit officieel is aangenomen. Het opstellen van het noodplan, zoals de Unesco wil, zal ook niet moeilijk zijn. Maar Fokké en Roozer willen eindelijk een uitspraak van de regering waar het heen moet. “Ze kunnen zeggen: Unesco, f… you”, zegt Fokké. “Maar als we die status willen, moeten we die verantwoordelijkheid dragen.”

Architect Allan Brewster, die naam maakt met moderne architectuur met oog voor duurzaamheid, heeft ook nog een plan in de kast liggen. Min of meer voor de lol maakte hij een ontwerp voor hergebruik van het Pand 1790, de ruïne die naast het kabinet van de president staat. Hij snapt ook niet waarom er nog geen plan voor de binnenstad is aangenomen. “Er zijn genoeg stedenbouwkundigen en verkeerskundigen in het land”, aldus Brewster. “Moet ik zo’n plan op Facebook zetten, en kijken hoeveel likes het krijgt?”

Dé centrale vraag voor de ontwikkeling van de binnenstad is of de overheid er kantoor blijft houden. Ondernemer Maurice Issa, zelf eigenaar van historische bedrijfspanden: “Je moet je afvragen of de ministeries niet moeten verhuizen naar een campus aan de Lachmonstraat of de Leysweg”, zegt Issa. “Stel je voor als er een restaurant en café zouden komen in het huidige ministerie van Financiën, dan zou er ’s avonds pas leven komen op het plein.”

Citytour

Ook Monumentenzorg en de SGES gaan er vanuit dat investeren in de binnenstad goed zal zijn voor het toerisme. Steden als Havana en Willemstad lijken dat te bewijzen. Toch is binnen de toeristische sector zelf daar scepsis over te bespeuren. “De toegevoegde waarde van de binnenstad is maar heel miniem”, zegt Jose Ranada van Sabana Tours. “De toerist komt naar Suriname voor het ongerepte binnenland.” Een citytour duurt maar vier uur, voert hij aan. “Voor die paar uurtjes vinden we ook wel iets anders te doen.”

De Monumentenzorg wil om te beginnen praten met de overheid over de omgang met monumenten in overheidsbezit. “Die moeten apart worden beheerd”, vindt Roozer. Nu is er nog te vaak geen geld voor onderhoud, met de ministeries van Sociale Zaken en Volkshuisvesting en Justitie en Politie als meest beschamende voorbeelden.

Nu worden historische panden door ministeries uitgewoond. “Achtererven worden volgebouwd om nóg meer ambtenaren te huisvesten, met nog meer verkeer en parkeerproblemen tot gevolg. “Historische details verdwijnen achter schotjes, er worden tientallen airco’s aan de gevel gehangen, en dan komt de schoonmaakster nog even met de meest bijtende creoline het oude hout schoonmaken”, somt Roozer op.

Particulieren en bedrijven die eigenaar zijn van een monument klagen nu steen en been over het onderhoud. De familie Issa heeft winkels in enkele oude gebouwen, bijvoorbeeld Dojo op de hoek van de Domineestraat en de Steenbakkerijstraat. Het onderhoud is enorm duur, maar “je weet waar je aan begint als je een monument koopt”, zegt Issa zakelijk. “Je koopt het niet met in je achterhoofd ‘ik vraag een sloopvergunning aan, of koop iemand om om het te kunnen afbreken’.” Toch vindt hij dat de overheid meer zou kunnen doen om ondernemers te steunen. “Geef belastingvoordeel.”

Verfbeurt

Roozer is het daarmee eens: de huidige regeling (één verfbeurt per jaar is aftrekbaar) is te mager. Voor particulieren is er bovendien helemaal geen steun. Daarom werkt Monumentenzorg aan een speciaal fonds, waar SRD 20 miljoen per jaar in moet komen. “Want ook buiten het centrum zijn er gebouwen die we willen behouden, waar vaak bijzonder arme mensen in wonen”.

Monumentenzorg en SGES zijn geen tegenstander van modernisering, benadrukken de instanties. Maar architect Brewster is tot de conclusie gekomen dat behoud van de binnenstad geen haalbare kaart is. “Waarom zijn de dinosauriërs uitgestorven? Omdat ze het niet konden halen. Dat geldt ook voor de binnenstad”, zegt Brewster. Een alternatief zou zijn om één of twee straten te behouden, en de rest te vervangen door moderne, goed ogende architectuur.

Maar als dat zonder planning gebeurt, lijkt Paramaribo over tien jaar op een Chinese provinciestad, beaamt de architect.

Waarom is er zo weinig liefde bij Surinamers voor het erfgoed? Het is een luxe, denkt Brewster. “Pas als je je het kunt veroorloven kijk je naar je omgeving.” Ook zou de ‘braindrain’ meespelen: Surinamers met een interesse voor kunst en cultuur zoeken hun heil overzee, en daarvan komt na studie maar een beperkt deel terug.

Historica Mildred Caprino denkt echter dat Surinamers wel degelijk gevoel hebben voor de houten stad. “Maar veel mensen weten er gewoon te weinig van”, vertelt ze. Ze pleit ervoor dat de stad wordt “gedemocratiseerd”: het moet makkelijker worden om het centrum te bereiken, en meer historische panden moeten toegankelijk worden voor publiek. “Honderd jaar geleden was het Onafhankelijkheidsplein van de elite, sinds er feesten worden georganiseerd houden we met zijn allen van dat plein”, geeft ze als voorbeeld.

Roozer: “We hebben collectief gefaald om ons erfgoed een bron van nationale trots te laten zijn”. Want Roozer en Fokké zijn stellig: de binnenstad is níét koloniaal. “Natuurlijk waren er Nederlandse bouwlieden actief, maar het gros was Surinaams”. En al zóú het Nederlands zijn. “In Ghana breken ze Fort Elmina (vanwaar tot slaaf gemaakten naar Amerika werden vervoerd…red.) toch ook niet af?”

Veiligheid grote evenementen Suriname onder druk

PARAMARIBO – Het ging nét goed, dinsdag tijdens de finale van ‘Got Talent?’ een talentenjacht voor scholieren van middelbare scholen. Terwijl de wedstrijd haar climax naderde, dreigde een massa van duizend man de toegangsdeuren van de Anthony Nesty Sporthal (ANS) te forceren. Nooduitgangen en gangpaden werden geblokkeerd. De brandweer besloot toen de toegangsdeuren open te gooien en de show stil te leggen.
“Een stukje psychologie”, zegt Michel Jules, hoofd preventie van de brandweer. “Mensen gaan zich vervelen en gaan na verloop van tijd weg.” Presentator Enver Panka boog de hachelijke situatie om in een miniconference (“Nee, die stoel is niet vrij, mijn tas zit daar”) en niemand raakte in paniek. Wachtenden sloegen niet aan het rellen. De zaal hoefde niet ontruimd te worden. De show ging door.

Op deze manier gaan vele evenementen in Suriname nét goed. “We mogen dankbaar zijn dat we tot nu toe voor een incident gespaard zijn gebleven”, zegt Jules. Hij brengt de brand in een nachtclub in het Braziliaanse Rio Grande afgelopen januari, in herinnering. Daarbij vielen 242 doden. “Dat zou ook hier kunnen gebeuren.”

De maatregelen die een organisator moet treffen voor de veiligheid horen in de vergunning, die wordt verleend door de districtscommissaris (dc), te staan. De organisator vult een aanvraagformulier in waarop moet worden aangegeven om wat voor soort evenement het gaat. Dat formulier gaat ook naar de politie en de brandweer, die hun advies uitbrengen aan de dc.

Vergunning
“De politie en brandweer geven aan onder welke voorwaarden het evenement kan plaatsvinden, en die worden opgenomen in de vergunning”, zegt dc Mike Nerkust. Volgens hem adviseren de diensten nooit dat een evenement niet moet plaatsvinden.
De brandweer heeft plannen klaarliggen voor locaties waar vaker grotere dingen worden georganiseerd. “Als er een vergunningsaanvraag komt, halen we die uit de kast”, vertelt Jules. Iedere locatie heeft een andere benadering nodig. Maar vrijwel altijd speelt het probleem dat ANS, Flamboyant Park en het André Kamperveenstadion niet geschikt zijn voor grote evenementen.
Dat voert ook Odette Miranda van Dominion, het bedrijf dat ‘Got Talent?’ organiseerde voor Telesur en Staatsolie, aan. “Geen enkele locatie is geschikt”, zegt Miranda. Ze moet genoegen nemen met het ANS, maar is niet te spreken over de hygiëne en de noodvoorzieningen. Zo zou de noodverlichting onvoldoende zijn. “Geef me dan een andere faciliteit.”
De nooddeuren van het ANS zijn niet berekend op de aantallen mensen die voor een voorstelling daar komen. Jules: “We kijken of we dan iets ruimer kunnen gaan.” Onder strikte voorwaarden: er wordt een stoelenplan gemaakt, met voldoende gangpaden en niet te lange rijen. De brandweer berekent hoeveel mensen per minuut door een nooduitgang kunnen gaan. Dat na de bekendmaking van de uitslag dinsdag de hal binnen een mum van tijd leeg was, ziet Jules als bewijs dat zijn berekeningen in orde waren. “Zo improviseren we van geval tot geval.”

Ongeschikt
Maar het komt voor dat de ordediensten een locatie ongeschikt vinden. Zo was de brandweer erop tegen dat Digicel, een telefoonmaatschappij, in december een show organiseerde in het André Kamperveenstadion. Toch verleende de dc daarvoor een vergunning. “In zulke gevallen moet je je hoofd buigen als ambtenaar en er invulling aan geven”, zegt Jules. “Dan zeggen we wel dat we niet instaan voor de consequenties.”
De brandweer benadrukt een goede samenwerking te hebben met de dc’s. Zelfs als iemand vuurwerk voor zijn huis wil afsteken, wordt er om advies gevraagd. Toch zouden ambtenaren soms gevoelig zijn voor druk om een evenement door te laten gaan. Dc Nerkust zegt dat hij onder geen enkele druk staat.
Het lijkt erop alsof de brandweer en de politie alleen tijdens het evenement, dus als een mogelijke calamiteit zich al ontwikkelt, kunnen ingrijpen. Volgens Jules is die indruk onterecht. Er zouden voordelen aan zitten als dc, politie en brandweer als ‘driekoppige eenheid’ samen beslissen over een vergunningaanvraag. Maar de huidige constructie is nog niet zo slecht, omdat sabotage door ambtenaren om politieke motieven is uitgesloten. Jules: “Als burgervader zal een dc niets doen dat de bevolking in gevaar brengt.”
In het geval van de finale van ‘Got Talent?’ was er van te voren geen overleg geweest tussen de organisator, Dominion, en de ordediensten. “De politie en de brandweer melden zich op de avond zelf”, vertelt Miranda, verantwoordelijk voor de Got Talent?-finale.

Vlekkeloos
Maar ook als er wel van te voren overleg is tussen organisator, hulpdiensten en de overheid, is dat geen garantie dat alles vlekkeloos verloopt. Het Digicel-evenement werd vanaf de planningfase begeleid door een ambtenaar. Toch werden de ordediensten ook daar verrast door de massa.
De organisatie haalde een stunt uit met toegangskaarten per sms, wat een ongekende toeloop veroorzaakte. “Toen de teller op 30.000 aanwezigen stond, hebben wij gezegd: wilt u stoppen”, aldus Jules. Toch ging de organisatie door. Volgens Digicel waren er ruim 40.000 man aanwezig bij het concert.
Miranda weet nog niet wat er precies fout is gegaan bij ‘Got Talent?’, vertelt ze. Ze wist dat de finale altijd extra mensen trekt, en daarom had ze extra security ingehuurd. Toch was dat niet genoeg om de massaal opgekomen bezoekers te betomen. Miranda heeft geen verklaring waarom er meer kaartjes in omloop waren dan afgesproken.
Tijdens de finale werd er op kaartjes gecontroleerd bij de toegangsdeuren van NIS. Op iets meer afstand controleren, bij de toegang tot het terrein, was geen optie, zegt ze. “Mensen springen makkelijk over de muur rond het terrein heen.” Extra hekken plaatsen om dat te voorkomen, heeft ze niet overwogen.
Volgens dc Nerkust is Dominion zijn boekje te buiten gegaan en wordt de organisatie daarop aangesproken. Nerkust: “Dat is toch logisch?”

Sterke man Brunswijk komt ontwikkeling brengen in Commewijne, is de belofte

MARIËNBURG – Als je over de hoofdweg langs Mariënburg rijdt, is het lokale partijkantoor van Pertjajah Luhur niet te missen. Het stenen gebouw steekt af tegen de schamele houten barakken waar de meeste inwoners van Mariënburg in leven. Een portret van PL-leider Paul Somohardjo prijkt op de gevel, samen met de slogan ‘PL – de partij die nooit slaapt!’ Commewijne is PL-land, is de niet mis te verstane boodschap van het gebouw.
De PL mag dan volgens eigen zeggen nooit slapen, toch brandt er zaterdagavond geen licht in het kantoor. Een paar stappen verder, aan de andere kant van de hoofdweg, baadt de roestige feestzaal van Mariënburg juist wél in een zee van licht.
En de hal is niet versierd met rood, de kleur van de PL, maar met geel. Dat is de kleur van de grote rivaal van de PL in Commewijne, de ABOP. De partij waagt het namelijk op deze avond voor de eerste maal een meeting te organiseren in het district.
In de aanloop naar de verkiezingen van 2015 is Commewijne het strijdtoneel geworden van PL en ABOP. Die laatste wil loskomen van het imago van marronpartij en doorstoten naar de andere bevolkingsgroepen. Een zetel in Commewijne kan ABOP’s positie bij de presidentsverkiezingen versterken. Dat is waar het vanavond om zal draaien.
Dorpsbewoners lopen opgewonden heen en weer over de hoofdweg, in afwachting van ABOP-leider Ronny Brunswijk. Af en toe moet er plaats worden gemaakt voor een afgehuurde lijnbus, die sympathisanten aanvoert. Er zijn groepen marrons. Maar ook opvallend veel Hindoestanen en Javanen zijn gehuld in ABOP-truitjes.
Een voorbeeld van een niet-marron die zich tot de ABOP heeft bekeerd is lokaal partijbestuurder Harold Sheombarsing. We spreken hem als hij op de hoofdweg zijn leider staat op te wachten – de geplande aanvangstijd voor de manifestatie is ondertussen ruim gepasseerd. Mensen lopen met tassen vol eten de hal al weer uit.
Sheombarsing – voorlichter op het districtscommissariaat en niet zo vaak meer in de krant sinds dc Karta-Bink haar eigen voorlichting doet, zegt hij spijtig – is niet van huis uit ABOP’er: hij stapte over van de NDP. “Daar worden alle beslissingen genomen door een kleine kliek”, zegt Sheombarsing. De PL doet hij af als “niet multi-etnisch.” Hij vult aan: “En zelfs voor de Javanen hebben ze niets gedaan.”
Commewijne gaat gebukt onder de herinnering van roemrijke plantages en fabrieken. Maar veel mensen zitten er nu zonder werk, de visserij en landbouw hebben het moeilijk. En de woonomstandigheden in de ‘kampong’ van Mariënburg zijn schrijnend. Dat alles maakt het district tot vruchtbare grond voor messiassen.
Brunswijk is zo’n verlosser, is de boodschap van de avond. De grote man is na anderhalf uur gearriveerd, met een aantal ABOP-ministers in zijn kielzog. Hij is de sterke man die ontwikkeling kan brengen in het district, klinkt het vanaf het podium. “Het is de wil van de Almachtige”, roept partijprominent Poniran Somohardjo zelfs uit. “ABOP-leider, bevrijdt me! Gado masra poti mi na verdoemenis, now mi de veilig na ABOP!”
Brunswijk zelf blaakt van zelfvertrouwen. “Kenki musu kon”, zegt hij. “Tide wi e stort wan fundering, na wan histori dei gi mi.” Hij gooit de deur voor ander etniciteiten wagenwijd open. “Mi nanga Yampaneisi na wan.” Om dat te bewijzen haalt hij een verlegen tiener met Javaanse trekken op het podium, van wie hij zegt dat het zijn zoon is.
Ook Sheombarsing benadrukt in zijn toespraak het nieuwe multi-etnische karakter van de partij. “Ala yari den man hori unu ini hokjes, dati wi wani doorbreek”, dondert hij. “Mi pkin brada trow nanga wan marron. Ik ben Hindoestaan, maar ben met een moslim getrouwd. Wij zijn allen Surinamers.”
Over de plannen van ABOP met het district zijn de sprekers verder vaag.
Jerrel Modiwirijo, voorzitter van ABOP-Commewijne, wil oude tijden laten herleven. ‘’Mijn streven is dat de industrieën van toen weer terug moeten”, zegt hij. Hoe dat precies moet gebeuren, wordt niet duidelijk.
De zaal luistert braaf, maar komt niet echt los als er vanaf het podium “Bigi Bravo for president” wordt gescandeerd.
Aan het eind van de meeting worden ruim dertig nieuwe partijkernen geïnstalleerd, waarna Damaru het podium overneemt. Een Hindoestaanse man met een ABOP-vlag in de ene hand en een biertje kijkt gelukzalig toe.
Hij blijkt geen partijlid, maar buschauffeur, die een groepje sympathisanten naar de meeting heeft gereden. “Ik doe gewoon mee en kijk waar het eindigt”, zegt hij een beetje aangeschoten.