Nederland kon vrijgelaten Amerikaanse slaven goed gebruiken – voor Suriname

Suriname viert dit jaar 160 jaar Chinese – en 140 jaar Hindostaanse immigratie, maar misschien had daar nog een jubileum bij gekund: de Amerikaanse immigratie. In de negentiende eeuw had de Nederlandse regering serieuze plannen om vrijgelaten slaven uit de Verenigde Staten naar Suriname te halen.

Plantagehouders in Suriname kijken in de jaren zestig van de negentiende eeuw zenuwachtig naar buurman Brits-Guyana. Na Groot-Brittannië (1833) en Frankrijk (1848) wordt het echt tijd dat Nederland de slavernij afschaft. Maar planters en de regering vrezen voor een terugval in de productie, zoals in Guyana. De kolonie heeft snel nieuwe arbeidskrachten nodig, en graag zo goedkoop mogelijk. Een ander land in de regio wil juist graag van zijn zwarte bevolking af: de Verenigde Staten, op dat moment in een burgeroorlog verwikkeld door de slavernij. In de Amerikaanse heersende klasse zijn blanke voorstanders van afschaffing van de slavernij, maar die binden daar een voorwaarde aan: de Afro-Amerikanen moeten eruit.

“Ze wilden het land voor de blanken alleen”, vertelt de Amerikaanse historicus Michael Douma via Skype. Douma, universitair docent aan de James Madison Universiteit in de Staat Virginia, spreekt Nederlands met een licht accent, maar is vooral bekend met het Nederlands van de negentiende eeuw. Hij schrijft een boek over een opmerkelijk plan: de werving van zwarte vrijgelaten Amerikanen voor Suriname.

Caribisch Gebied

Zwarten en blanken konden in de Verenigde Staten niet samenleven, dachten de blanke machthebbers. Het was te duur om ze terug naar Afrika te sturen, dus waarom niet naar het Caribisch Gebied? Zwarten pasten beter in dat klimaat, was het idee. De Amerikaanse president Lincoln, die tijdens de Amerikaanse burgeroorlog op 1 januari 1863 de emancipatieverklaring uitvaardigde, was geen uitzondering. Douma: “Na de emancipatie hebben wij Amerikanen dat gedeelte van onze geschiedenis weggestopt. We zien Abraham Lincoln graag als een bevrijder, terwijl ook hij de zwarte Amerikanen het liefst wilde wegsturen.”

Zo zond Lincoln vijfhonderd Afro-Amerikanen naar een eiland voor de kust van Haïti. “Het werd een fiasco, ze stierven bijna allemaal. De Amerikaanse kustwacht moest de overlevenden komen redden”, vertelt Douma.

Migratie

In de zomer van 1862 kreeg president Lincoln van het Amerikaanse Congres een budget van 600.000 dollar om de migratie van Afro-Amerikanen te bevorderen. In juli 1862 meldden de Nederlanders zich. Ze waren al een paar jaar bezig om arbeidskrachten te werven voor Suriname, en dat kostte steeds meer geld. “De Nederlanders hadden het idee dat de Afro-Amerikanen voor weinig geld naar Suriname zouden komen en hard zouden werken”, zegt Douma. “Het is opvallend dat ze alleen maar aan de economie dachten, ze hadden geen enkele humanitaire motieven.”

Douma, die eerder een proefschrift schreef over Nederlandse immigranten in de Verenigde Staten, deed archiefonderzoek in Den Haag en Amerika, waar hij de diplomatieke correspondentie tussen de Nederlandse en de Amerikaanse regering uitploos. Voor de Nederlanders woog mee dat de voormalige slaven al bekend waren met het belangrijkste gewas van Suriname: suikerriet. “Ze hebben nooit een gewenst aantal immigranten genoemd, maar ze dachten zeker aan vijf tot tienduizend man”, vermoedt Douma.

Diplomaten

De Nederlandse diplomaten in Amerika zien echter weinig in het plan, zo blijkt uit de documenten. “De ambassadeur in Washington schreef: de zwarten willen niet weg uit Amerika, en degenen die weg willen zijn van weinig nut voor de Surinaamse economie.”

Uiteindelijk werd bedacht dat Nederlandse consuls in Amerika vrijgelaten slaven zouden werven en ze een vijfjarig contract zouden aanbieden. “Maar die consuls, zakenmannen die vaak geen Nederlands spraken, kregen er niet voor betaald”, vertelt Douma. Ze hadden er dan ook niet zo’n zin in. “Vaak hadden ze nog nooit met zwarten te maken gehad, ze voelden zich als een slavenhandelaar.”

De Nederlandse ambassadeur stelde nog voor om de consuls een vergoeding te geven, maar die suggestie haalde het niet. “De Nederlanders wilden die arbeidskrachten voor een koopje, ik maak geen grapje.” Douma denkt dat als de Nederlanders meer moeite hadden gedaan er misschien een paar honderd Afro-Amerikanen de stap hadden gewaagd. Nederland sloot een officieel verdrag met de VS, maar dat werd uiteindelijk niet behandeld door de Amerikaanse Senaat. “Toch stond Washington toe dat de Nederlanders aan werving deden.”

Er is niet bekend hoe zwarte Amerikanen over het plan dachten, maar Douma gaat ervan uit dat het weinig aanlokkelijk was. De pogingen van de Britten om creolen te werven voor Guyana en Belize hadden evenmin veel succes. “Je bent net bevrijd van de slavernij en er wordt je gevraagd je huis op te geven, naar een onbekend land te gaan, waar je een nieuwe taal moet leren. Geen wonder dat ze geen zin hadden om te migreren.”

Gebroeders

Van het plan kwam dus uiteindelijk niets terecht: reden voor de Nederlandse regering om contractarbeiders in Azië te werven. Toch wil Douma niet uitsluiten dat er toch Afro-Amerikanen naar Suriname zijn verhuisd. De activiteiten van de gebroeders Van Praag, van wie er één in Paramaribo, één in Boston en één in Den Haag woonde, zijn daarbij belangrijk.

“De Van Praags kregen een contract om vrijgelaten slaven te werven in de Staat Massachusetts, en de documenten tonen aan dat ze daadwerkelijk zijn gaan zoeken”, zegt Douma. “Ze hadden regelmatige scheepstransporten tussen Amerika en Suriname, dus het kan zijn dat er mensen aan boord zijn gesprongen.”

Douma, die nog nooit in Suriname is geweest, zou graag hier verder onderzoek doen. “Misschien dat in de volkstellingen mensen opduiken die in Amerika zijn geboren.”

Diplomatiek charmeoffensief moet Nederlandse bedrijven kans geven in Suriname

PARAMARIBO – De diplomatieke toenadering die Nederland zoekt tot Suriname, heeft mede tot doel meer kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven te scheppen. De nieuwe zaakgelastigde ad interim, Ernst Noorman, zegt in gesprek met de Ware Tijd dat hij joint ventures tussen het Nederlandse en het Surinaams midden- en kleinbedrijf wil bevorderen.

Hij denkt aan de landbouw en voedselverwerking, het toerisme, en IT- en financiële dienstverlening. Noorman: “Bovendien is waterbeheer een speerpunt voor Nederlandse bedrijven en de overheid.”

Volgens Noorman is de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans bezig met een “duidelijke toenadering” naar de republiek. Eind vorige maand zei Timmermans dat Nederland actiever wil zijn in opkomende economieën met grote rol van de overheid. Die omschrijving lijkt naadloos aan te sluiten bij Suriname.

“Economische diplomatie is een groot goed”, reageert de zaakgelastigde. “Het gaat economisch goed met Suriname, en hoewel het een kleine markt is, liggen hier wel degelijk mogelijkheden.” In landen waar de overheid een grote rol heeft, kan de ambassade deuren openen voor bedrijven, geeft hij aan. “In een transparante markt heeft een ambassade logischerwijs een kleinere rol.”

Voelen Nederlandse grote bedrijven, zoals baggeraars en aannemers, de hete adem van bijvoorbeeld Chinese concurrenten in hun nek? Noorman: “Nederlandse firma’s gedijen bij een open markt met eerlijke concurrentie. Ik adviseer Suriname niet alleen naar de prijs te kijken, maar vooral naar de kwaliteit die Nederlandse bedrijven bieden.”

Volgens de diplomaat wil de voormalige kolonisator Suriname ondersteunen bij een duurzame ontwikkeling van de economie. “Zoals veel landen moet Suriname van een extractie naar een transformatie-economie. Je moet zelf iets doen met je natuurlijke hulpbronnen.”

Noorman vindt de economische banden tussen Suriname en de rest van het Koninkrijk der Nederlanden belangrijk. “We vertegenwoordigen hier net zo hard Aruba en Curaçao.” Hij zal binnenkort met die eilanden bespreken wat hij voor ze in Suriname kan betekenen.-